Het is juist een schitterend instrument! Zoals de componist César Franck zei: “Mon orgue, c’est mon orchestre” (mijn orgel is mijn orkest). Het orgel heeft heel veel verschillende stemmen (registers), die allemaal een eigen klankkleur hebben. En met verschillende registercombinaties kun je nog veel meer klankkleuren maken. Een heel bijzonder instrument.
De orgellessen worden gegeven aan beginners en gevorderden van alle leeftijden.
Er wordt gewerkt aan notenlezen, ritme, een goede speelhouding en techniek als basis voor vrij musiceren. Specifieke speel- en registratiemanieren van muziek uit verschillende tijden en plaatsen komen aan bod. Daarnaast wordt gewerkt aan muzikale expressie.
Bij gevorderde leerlingen komen harmonieleer, theorie en harmoniseren aan bod. Ook het begeleiden kan een belangrijk element in de orgelles zijn. Daarnaast is er heel veel mooie literatuur voor orgel. De orgellessen kunnen op een kerkorgel gegeven worden.
De orgelles wordt gegeven door Jeannette van ‘t Veld
Historie van het orgel:
Het orgel zou een uitvinding zijn van Ktesibios,[1] een werktuigkundige uit Alexandrië, en dateren uit de derde eeuw voor Christus. Hij noemde dit nieuwe muziekinstrument Hydraulos. De aulos was een populair dubbelriet-blaasinstrument; Ktesibios plaatste een reeks auloi van verschillende lengtes op een bak waar lucht onder druk in werd gepompt; een constante luchtdruk werd geleverd door een pompsysteem waarbij de luchtdruk werd gereguleerd door water. Een soortgelijk instrument, met één register, wordt in de eerste eeuw na Chr. beschreven door Heron, ook uit Alexandrië. De architect Vitruvius beschrijft, één of twee generaties voor Heron, al een ingewikkelder orgel met twee zuigerpompen en tot acht verschillende registers.
In de Hellenistische en Romeinse cultuur speelde het orgel een belangrijke rol bij muziekwedstrijden en (seculiere) plechtigheden.
Wanneer het idee ontstaan is om de ingewikkelde windvoorziening van de hydraulos te vervangen door blaasbalgen, is niet duidelijk. De eerste aanwijzingen van orgels met blaasbalgen dateren uit de 2de eeuw.
Met de neergang van het West-Romeinse rijk verdween ook het orgel in West-Europa, maar in het Oost-Romeinse rijk (Byzantium) bleef het voortbestaan. Hoe het orgel weer in het Westen geraakt is, blijft enigszins onduidelijk. Het is wel zeker dat Pepijn de Korte in 757 een orgel cadeau kreeg van de Byzantijnse keizer Constantijn V. Er is ook nog sprake van Georgius, een Venetiaanse priester, die rond 826 zou begonnen zijn met de bouw van orgels.
Tot hier toe heeft het orgel nog geen functie in de christelijke kerk. De vroege kerkvaders stonden zeer wantrouwend tegenover instrumentale muziek. Vanaf de 10de eeuw is er (in Engeland) sprake van orgels in kerken en kloosters. Het zou echter nog lang duren vooraleer het orgel volledig aanvaard zou worden in de christelijke kerken. Tegen 1300 is het orgel, ondanks tegenstand van de kerkelijke overheid, in veel stadskerken en kloosters in gebruik in de eredienst.